Werner De Jonge vindt zichzelf een Auteur, een Veelbelovend Schrijver van Teksten. Hij doolt rond in Brussel, van zijn Schrijverscel naar terrassen waar hij talloze vazen Duvelbier, troggen spaghetti en koffies met rum nuttigt. Intussen ontmoet hij zijn muze, maakt hij boodschappenlijstjes en koopt hij schrijfgerief en etsen van ene Jean-Jacques in café Grain d’Orge. Eén ding doet hij niet: schrijven.
Onlangs gekocht in de uitverkoop van de KANTL – de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde – en nu gelezen: Het Lijden Van De Jonge Werner, een roman uit 1990 geschreven door Boudens, die toen vaak werd genoemd als aanstormend talent samen met Tom Lanoye en Herman Brusselmans.
Het is een grappig boek, een literatuurparodie over iemand die zich schrijver noemt maar nooit schrijft; over iemand die de rest van de wereld waardeloze prutsers vindt maar er niet in slaagt zelf iets voor elkaar te krijgen. Geschreven in de archaïsche taal die Brusselmans ook graag gebruikt (en Reve). Eerder genoten van zijn Op eenzame hoogte uit 2014.
Een gedachte over “gelezen: Boudens: Het Lijden Van De Jonge Werner”