Ik zal de wereld nooit meer zien is het verhaal van een politieke gevangene. De Turkse schrijver en journalist Ahmet Altan werd na de mislukte staatsgreep van 2016 in Turkije opgepakt en zit sindsdien in de cel. In dit boek uit 2018 beschrijft hij hoe hij werd gearresteerd, veroordeeld tijdens een schijnproces en opgesloten. Hij beseft dat hij nooit meer buiten komt.
“We zullen de rest van ons leven alleen in een cel van drie bij drie meter doorbrengen, terwijl we maar een uur per dag naar buiten mogen voor zonlicht.
We zullen nooit gratie krijgen en we zullen sterven in een gevangeniscel.
Dat is het vonnis.
(…)
Ik zal de wereld nooit meer zien, ik zal nooit meer een lucht zien die niet is begrensd door de muren van een binnenplaats. (p. 148)
Ahmet Altan slaagt erin om een indrukwekkende positiviteit te ontwikkelen vanuit zijn – letterlijk – uitzichtloze situatie. Hij gebruikt zijn verbeelding om leven te blazen in “het gestorven leven” (p. 92). Hij beschrijft hoe hij in zijn hoofd scènes maakt voor toekomstige romans, hoe hij in gedachten overal ter wereld wakker wordt, en niet in de gevangenis. De bladzijden van het manuscript voor dit boek werden door zijn advocaat uit zijn cel gesmokkeld.
Ik zal de wereld nooit meer zien is intens, beklijvend en angstwekkend. Ik kreeg het boek cadeau van Erik Vlaminck, voorzitter van PEN Vlaanderen, na onze opname voor de podcast ‘drie boeken’.
Rudi De Kerpel (1962) is ondernemer. Hij verkocht zijn bedrijf Eurotuin aan Aveve, nu is hij bedrijfsmatig vooral bezig met herbruikbare materialen. Hij was ook een tijd lid van de Raad van Bestuur van de VRT.
Rudi De Kerpel woont in Lochristi, in een huis in het groen, bij het binnenkomen zag ik een gigantisch haardvuur. We gingen zitten in de ruimte ernaast, aan tafel. Achter mij een overvolle boekenkast en rondom ook nog hier en daar verschillende stapels boeken.
In ons gesprek vertelt hij hoe het boekenvirus bij hem ontstaan is, na zijn jeugd in Zaffelare bij Lochristi. Je hoort welk boek hij al 100 keer cadeau gedaan heeft. En hoe hij met rust wil gelaten worden als hij op vakantie is, om te kunnen lezen. Het meest genoemde boek in ons gesprek is trouwens niet één van zijn drie boeken
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Rudi De Kerpel.
“Ik heb Marc de Bel professioneel leren kennen en we zijn goede vrienden geworden. En ik voelde mij toen een beetje schuldig: kan je als 40-jarige nog een kinderboek lezen? Maar Het ei van oom Trotter is een fantastisch mooi verhaal.”
“In Spanje ben ik in Een klein leven begonnen, maar ik moest naar huis vòòr het uit was. En dan ben ik twee weken later teruggegaan om de laatste 300 bladzijden te lezen.’
Ik heb de nieuwe roman van Roderik Six gelezen: Monster. Een verhaal over een man die de dood van zijn vrouw Véronique niet kan verkroppen; zij is omgekomen in een auto-ongeval. Op alle mogelijke manieren protesteert zijn geest en zijn lijf tegen wat er is gebeurd.
Hij hangt tussen opgeven en wraak. Hij wankelt op de grens tussen nihilisme en zingeving. Hij is buiten zichzelf. Het boek is warrig, zoals het hoofd van de hoofdpersoon. Er wordt geslapen, gedroomd, wakker geworden en gezwijmeld; er is veel ruis, een deel van het verhaal lijkt zich af te spelen in een onduidelijke waak/slaap-toestand van de hoofdpersoon.
“De volgende dagen ben ik meestal dronken.” (p. 19)
De vrouwen in dit boek zijn vaak duivelse wezens: de beroemde zangeres Ulrike, vriendin Anna, de advocate. Het zijn bijna-heks-achtigen die het gemis van zijn eigen vrouw benadrukken.
Monster lijkt een karakteroefening, onheilspellend maar ook verwarrend, soms onduidelijk. Roderik Six dolt met woorden en – zoals steeds – met de duistere kant van de menselijke ziel. In De Groene Amsterdammer staat een uitstekende recensie, waarin de link wordt gelegd met De vreemdeling van Albert Camus.
Over de begrafenisondernemer: “Het leven kent geen geheimen voor de man die voor de dood werkt.” (p. 25)
Eerder las ik de vorige romans van Roderik Six: Vloed, Val en Volt. Roderik Six was ook te gast in mijn podcast ‘drie boeken’. Ontdek hier welke drie boeken je volgens hem moet gelezen hebben (waaronder Camus).
Ik kijk naar mijn zoontje als een nijlpaard dat voor het eerst een containerschip ziet passeren.
Bo herhaalt, dwingender nu: “Activeer duikboot!” Ik heb geen idee wat hij bedoelt. Ik zit in onze woonkamer, vòòr mij op de vloer een vuilniswagen van Playmobil en de twee bijhorende vuilnismannen. Koortsachtig overloop ik mijn kennis van populaire jeugdreeksen als Brandweerman Sam en Paw Patrol. Tevergeefs. Voor zover ik weet worden er nergens duikboten geactiveerd.
Het is zaterdagvoormiddag, paaspauze, en Bo, mijn zoontje van 4, heeft mijn lectuur van The Death of Francis Bacon dwingend onderbroken om mij op te eisen in verband met een meedogenloze strijd op leven en dood.
Aan de ene kant staan dus de twee vuilnismannen. De ene heet volgens Bo ‘blond haar’, de andere ‘bruin haar’. Ze hebben een vuilniswagen die Bo voor zijn verjaardag cadeau gekregen heeft, tweedehands, zoals het een 21ste-eeuwse vuilniswagen betaamt, en drie vuilnisbakken die kunnen leeggekieperd worden in de wagen.
“Tegen wie vechten ze?” vraag ik aan Bo.
“Tegen de piraten natuurlijk.” zegt Bo en hij slaat met zijn hand tegen zijn voorhoofd. Vaders zijn idioten.
De piraten waarvan sprake hebben hun Playmobilboot bovenop de zetel geparkeerd, aan de andere kant van het slagveld.
Zouden de twee partijen ruzie hebben wegens een issue rond afvalophaling? Vraag ik me af. Zijn de piraten razend omwille van overprijsde restafvalzakken? Zijn de vuilnismannen kwaad omdat de piraten hun pmd-afval niet-reglementair op de kade hebben geplaatst? Neen.
“Ze vallen elkaar aan omdat de piraten een grotere schat hebben en de vuilnismannen willen ook een grotere schat.” Legt Bo uit.
Ik knip begrijpend. Lijkt me logisch. Ik ben er klaar voor. Laten we oorlog voeren. Alles liever dan een staking van de vuilnismannen, denk ik, dat wil je niet meemaken.
“Pauze!” roept Bo. De strijd wordt even gestaakt voor een plaspauze: Bo moet dringend pipi doen en waggelt al met zijn broek op zijn enkels naar het toilet.
Bij zijn terugkeer blijkt hij onderweg een nieuw personage te hebben opgescharreld: “Beertje teddybeer”. Beertje teddybeer dient om eetstokjes voor kinderen samen te houden. Maar de eetstokjes zijn enige tijd geleden ontvreemd uit de keukenlade en worden nu gebruikt om vuilnismannen mee af te dreigen.
En dan zegt Bo dus: “Activeer duikboot!”
Ik heb geen idee waarover dit gaat of wat ik moet doen.
Hoe bedoel je? vraag ik.
“De vuilniswagen kan activeren in een duikboot natuurlijk!” zucht Bo bij zo’n vertoon van tomeloze achterlijkheid.
De vuilniswagen kan activeren in een duikboot. Uiteraard. Dat ik daar niet aan gedacht heb. Bo neemt de vuilniswagen vast en laat hem over de woeste zee naar het piratenschip varen om daar de piraten ervan langs te geven en de schat schaamteloos in hun vuilniswagen te laden. Een plotwending die niemand had zien aankomen. Ik sta paf. Ook Beertje teddybeer zit er met grote ogen naar te kijken.
Na deze tour de force wordt een staakt-het-vuren ingeroepen. Het is namelijk etenstijd en er is tomatensoep met balletjes. First things first. Deze namiddag spelen we superheld en dief.
“Op modeshows was het soms moeilijk om te lezen omdat het zo’n hectische backstage is, maar omdat ik toch iets wou, las ik poëzie. Ik zat onder de tafel te lezen, daar was het rustig.”
Hannelore Knuts (1979) is topmodel. Ze werd geboren in Hasselt en gaf haar studies fotografie op om model te worden. Ze werd het gezicht van ondermeer Chanel, Gucci en Prada; Ze stond zeven keer op de cover van Vogue en wordt de muze genoemd van Karl Lagerfeld en Jean Paul Gaultier. ik vraag haar in deze aflevering wat dat eigenlijk wil zeggen. En of het waar is.
Hannelore Knuts heeft 10 jaar in New York gewoond, er zit dan ook een serieuze brok Engels in haar spreken. Ze woont nu in Antwerpen waar ik haar ging opzoeken in haar appartement in het centrum van de stad. We zaten aan tafel, naast een aquarium met vissen.
Ons gesprek ging over haar verschillende boekencollecties op verschillende plaatsen. Over Boedhisme en mediteren, over kinderverhalen. Ze vertelde ook uitgebreid over haar leven als topmodel, over de stamp die ze ooit op de catwalk kreeg van Naomi Campbell, over de outsider zijn, over hoe ze zich graag afzonderde tijdens de grote modeshows, door onder tafel te gaan zitten en poëzie te lezen.
Toen ik haar de eerste keer vroeg of ze wilde meedoen aan deze podcast, schreef ze terug: “Het feit dat je ervan uitgaat dat wij modellen meer lezen dan de food-labels op elk verdacht lekker stuk voedsel, is al een pluspunt.” Ik mocht dus. Ze schreef ook dat ze verslaafd is aan boeken. Ik was zeer benieuwd naar ons gesprek.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Hannelore Knuts.
“Ik heb twee jaar lang ‘mindfulness meditation teacher’ gestudeerd. Nu kan ik je dus leren mediteren.”
Het nieuwe boekje van Dimitri Verhulst gaat over een man die klaar zit om opgehaald te worden; hij verwacht politie, een psycholoog, een deurwaarder, omdat hij al maanden weigert om zijn post te openen. Zijn naam: Pol Verholst. Voorbeschikt om postbode te worden zoals zijn vader, werd hij uiteindelijk tandarts.
In weerwil van de woorden is een verhaal over een man die weigert om mee te draaien met de samenleving, over de ontmenselijking door de bureaucratie en het bijhorende ambtenarees. Het boek bevat enkele fraaie momenten, zo beschrijft Verhulst de gerechtspsycholoog als de “gerechtelijke pissoloog”, “een vent met het uiterlijk van een parkeermeter” (p. 14)
Opvallend: de boeken van Dimitri Verhulst – nooit dik geweest – worden steeds dunner. In weerwil van de woorden telt nog 86 kleine pagina’s.
“Ik had, Edelachtbare, een ziekte. Het openen van brieven was voor mij iets fobisch geworden. En de ziekte, waarvan velen opeens zullen erkennen dat ze er in meerdere of mindere mate ook hun deel van hebben, zal een naam krijgen. De Ziekte van Verholst!” (p. 12)
“De poëzie van Vasalis heeft mij geholpen om in het leven te staan. Ik ben ervan overtuigd dat je haar poëzie aan mensen kan geven die het niet meer zien zitten en dat ze zich nadien beter voelen.”
Karl van den Broeck (1966) is hoofdredacteur van de onafhankelijke nieuwswebsite apache.be. Vroeger was hij chef cultuur en chef boeken van De Morgen, en hoofdredacteur van Knack. Hij is de zoon van schrijver Walter van den Broeck.
We hadden afgesproken in zijn thuisstad Turnhout en gingen zitten naast de StripARK, in een huis dat voorlopig nog leegstaat, op een tafel, wat stoelen en een hoop dozen vol strips na. Om daar te praten over waar zijn interesse voor strips vandaan komt, over zijn vader Walter van den Broeck, en hoe het was als kind van de grote schrijver. Over zwerfboeken, over schrijvers en kritiek, en over hoe hij één van de drie auteurs die hij kiest ooit de AKO literatuurprijs gaf.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Karl van den Broeck.
“Wij moeten veel meer supporter zijn van onze Vlaamse literatuur. Als zo’n Stefan Hertmans internationaal doorbreekt, dan moeten wij daar trots op zijn, ook al vinden we Stefan af en toe een zeurpiet.”
“In de voetnoten van de biografie van Vasalis wordt een artikel van mij twee keer geciteerd. Ik heb al veel complimenten gekregen in mijn leven, maar dat vind ik één van de mooiste.”
“Peter Terrin is iemand die over zijn privéleven heel weinig schrijft, maar er zijn heel weinig dingen die je niét over hem weet als je zijn boeken leest.”
Suikerspin vertelt het verhaal van een Vlaamse kermisfamilie van eind 19de eeuw tot nu. Centraal staat Arthur Van Hooylandt, uitbater van een kindermolen. In het begin van de 20ste eeuw trok zijn grootvader Jean-Baptist de kermissen rond met een barak waarin hij ‘menselijke fenomenen’ tentoonstelde, onder wie de Siamese tweeling Joséphine en Anastasia. We volgen het leven van de kermisuitbaters, de opkomst van de cinema, de miserabele omstandigheden, het misbruik dat nauwelijks in vraag werd gesteld.
Suikerspin is een absoluut meesterwerk: intens, vol bravoure, schitterend geschreven, magistraal gecomponeerd. Ontroerend, grappig, bijtend, snoeihard. Met een parade aan onvergetelijke hoofdfiguren. Suikerspin is: een ongelooflijk boek. Waarbij je tijdens het lezen verbijsterd aan de schrijver wil vragen: hoe durf je? Hoe durf je dit schrijven? Wat een boek. Wat een belevenis.
“‘Wijven zijn crapuleuze serpenten. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en als het moet desnoods ook in het midden van de nacht doen ze niks anders dan in volle toerekeningsvatbaarheid kuren uithalen om venten volslagen hoorndol en ziekelijk hitsig te maken en dus lopen ze rond met kilo’s schmink en andere dwaze prullen om hun vel te maskeren en paraderen ze in frullekes van kleren waar ge de spleet van hun bruine tetten in kunt zien terwijl ze boven op hun kop een criminele zonnebril in hun haar hebben gestoken, ook als ’t regent of als ’t donker is.'” (p. 13)
“Als een boek perfect is en het is uit, dan ben ik zodanig ontredderd dat ik niet weet wat ik moet doen, en dan is heel vaak het antwoord: gewoon opnieuw beginnen.”
Sien Volders (1983) is de auteur van twee romans: Noord en recent Oogst, maar ze doet regelmatig nog andere jobs naast haar schrijverschap. Dat hoor je meteen in het begin van de aflevering. Ze is samen met Lieven Scheire, ze hebben drie kinderen en wonen in Sint-Amandsberg bij Gent.
We gingen zitten in de tuin, waar af en toe een loodgieter passeerde die binnen in huis aan het werk was. De tuin delen ze trouwens met Julie Mahieu én Jonas Geirnaert, die al in een eerdere aflevering van deze podcast zat.
Sien vertelt over de ongelukkige boekenkast in haar living, over Astrid Lindgren lezen in Zweden in het Zweeds, over hoe ze haar derde keuzeboek niet gewoon gelezen heeft, maar hoe ze er rondgecirkeld heeft en ernaartoe heeft gelezen, om het te bewaren tot het einde.
Sien Volders verklapt haar drie superkrachten, die je met verstomming zullen slaan! En helemaal op het einde van deze aflevering vertelt ze nog over haar nieuwe, speciale hobby.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Sien Volders.
“Onze boekenkast is hier veel minder gelukkig dan in ons vorig huis. En ze is ook echt te klein.”
“The Grapes of Wrath, daar ben ik blijven rondcirkelen omdat ik wist: dit gaat het zijn. Dus ik ga daarnaar opbouwen, ik lees daar behoedzaam rond tot ik er helemaal klaar voor ben, en dan is het een kwestie van het te laten binnenkomen, en mijn god: dat is binnengekomen. Het was echt perfect.”
“Normaal gezien is het mijn betrachting om het oeuvre van een auteur zo goed mogelijk te kunnen inschatten: wat is nu het absoluut beste boek? En dat moet je dan als laatste bewaren.”
Ik heb de nieuwe roman van de Vlaamse auteur Peter Terrin gelezen. Al het blauw is het verhaal van de 19-jarige Simon, die stopt met studeren en een geheime relatie met Carla begint. Carla is dubbel zo oud en de uitbaatster van Azzurra, de kantine van het plaatselijke zwembad. Ze is getrouwd met vrachtwagenchauffeur John, die haar slaat.
Al het blauw is een verstilde tekening van een subtiel web van menselijke relaties. Het gaat over liefde en vriendschap, over onuitgesproken wensen en verlangens, over wat mensen weten van elkaar en wat niet. Geen enkel personage is een open boek. Het spreken is altijd verwrongen. Het is helemaal Vlaanderen: de ongemakkelijkheid van de communicatie drukt op elke bladzijde.
Bovendien is er veel stilte in het boek, stilte die steeds onderbroken wordt door rimpelingen: het water van het zwembad dat verlaten is als Simon en Carla elkaar ontmoeten, de stilte in het landschap, en John die met de toeter van zijn vrachtwagen een rimpeling veroorzaakt. Stilte in stroeve gesprekken. En Simon, die zwijgzaam is. Er wordt veel gezwegen in dit boek.
Het centrale beeld van Al het blauw is het water van het zwembad, dat door het vensterglas voor een mysterieuze blauwe schijn in de kantine zorgt. Het zwembad is een plaats van plezier, van spelende kinderen en primaire verlangens, de kantine is een plaats van geheimen, een plaats waar mensen elkaar in de gaten houden om verborgen boodschappen te vinden.
Peter Terrin beschrijft dit alles heel voorzichtig, alsof het evengoed niet waar kan zijn. Zijn personages zijn magistraal in hun verkrampte ongemakkelijkheid. Vooral Simon is zo waarachtig dat je het gevoel hebt dat de schrijver zichzelf beschreven heeft. Al het blauw is een bijzonder boek. Aanrader.
“De hele dag is een feestelijk verpakte belediging.” (p. 248)
“Ik lees niet veel fictie. Als ik fictie lees, heb ik het gevoel dat ik mijn tijd aan het verdoen ben. Tegelijk ben ik wel op zoek naar een goed verhaal, én naar feiten.”
Begijn Le Bleu (1971) is bekend als comedian, je hebt hem misschien ook gezien in de reeks Foute Vrienden op televisie. Hij is ook vogelliefhebber, heeft een eigen podcast Fwiet Fwiet!, een boek met dezelfde naam en een vogelblad Fwiet. Hij heeft zich op de koers toegelegd met een optreden en ook een boek.
In de tuin achter zijn huis in Sint-Niklaas zitten enkele kippen, er staan bomen met vogelhuisjes in, en achteraan staat er ook een huis, zijn kluizenaarskot, zo noemt hij het zelf, en daar hadden we afgesproken. Ik zag een plaat met vlinders, mini-wielrennertjes op de vensterbank, enkele kasten met boeken in, een tafel en een computer.
Ons gesprek ging uiteraard over vogels, over Noorse goden die dwaze dingen doen. Over hoe het is om comedian te zijn, waarom hij er nu even mee wil stoppen en hoe hij op een bepaald moment het gevoel had dat hij het verknoeide op het podium. Over hoe hij fysieke boeken en audioboeken combineert. En over het compleet verrassende boek dat hem inspireerde voor zijn optredens.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Begijn Le Bleu.
“Wat ik leer over mezelf als ik Darwin lees? Dat ik een mens ben die zich niet focust.” (lacht)
“Ik heb een hele rare klik met Australië; ik ben bang van dat land. The Songlines vertelt over de hardheid waarmee de blanke man zich verhoudt ten opzichte van de inheemse bevolking.”
“Ik kan hier boeken leggen van Jelinek, of Ulysses van James Joyce, maar voor mijzelf geloof ik daar niet in; ik vind dat allemaal bullshit, dat zijn stijloefeningen, leuk voor mensen die aan de universiteit bezig zijn met wat je allemaal met taal kan doen. Maar dat is niet voor een publiek. Dat kàn je niet goed vinden.”
“Ik hou van trieste films, trieste boeken, trieste gedichten. Er moet altijd wat pijn in zitten en wat smart. IK HOU NIET VAN GELUKKIGE FILMS OF GELUKKIGE MUZIEK, IK ZEG ALTIJD AL LACHEND: ‘IK BEN AL GELUKKIG GENOEG’.”
Lisbeth Imbo (1976) is journaliste en radio- en tv-presentatrice. Ze heeft verschillende programma’s op Radio 1 gepresenteerd, waaronder de ochtend, ze heeft Terzake gedaan en presenteert op dit moment De Zevende Dag op één samen met Lieven Verstraete. Ze heeft ook twee interviewboeken uitgebracht: Mag God nog en Zeven politieke dromers.
Ik zocht haar op in het huis in Gent waar ze woont samen met haar vriend. We zaten in de living, vlakbij de boekenkast. Ons gesprek ging over lezen als kind op de berg in Geraardsbergen, het literatuurexamen waarbij zij vragen aan de prof begon te stellen in plaats van omgekeerd, de vraag of het toneelstuk beter is dan het boek, en over waarom er eigenlijk overal rondom ons in de living stapels boeken verspreid lagen.
Af en toe hoor je in deze aflevering wel eens dat Lisbeth mij iets aanraadde, of ik haar iets cadeau deed, dat komt omdat we al vele jaren goeie vrienden zijn.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Lisbeth Imbo.
“Wat mij enorm fascineert, is dat er dingen zijn die je niet in handen hebt, maar die toch je leven bepalen. Dat je daarmee op een bepaalde manier moet leren omgaan, hoe onrechtvaardig het ook is. Dat worstelen van mensen vind ik bijzonder interessant.”
“Ik hou enorm van niet-lineaire zaken. Ik vind een boek dat van a naar b gaat altijd zeer oninteressant. Sources is één grote puzzel. In gedicht twintig lees je een zin waardoor je snapt waar het in gedicht twee over gaat.”
Adrienne Rich: Sources (in Your Native Land, Your Life)
“Ik durf The Book of Daniel niet meer herlezen. Omdat het zo mindblowing was, en omdat je niet meer dat meisje van 20 bent.”
Quarantaine is een verzameling dagboekfragmenten, geschreven als columns voor de kranten De Standaard en NRC Handelsblad. Ilja Leonard Pfeijffer woont en werkt in het Italiaanse Genua. Hij begon aan het dagboek twee dagen vòòr de lockdown in maart 2020; het boek eindigt in juni, 40 dagen na de quarantaine. In het epicentrum van de pandemie beschrijft hij het leven met zijn vrouw Stella, de beslissingen van de overheid, de reacties van de Italianen.
Quarantaine is zwierig geschreven en met een gemak dat de grote meester verraadt. Het decor is dystopisch, bijna apocalyptisch. Toch bevat het boek veel minder humor dan we van Pfeijffer gewoon zijn. Het is éénlijniger (is dat een woord?), er is geen spelen met humor, genres, taal en mensen, wat uiteraard komt door de dramatische gebeurtenissen die aan de basis liggen van dit boek.
“Toen belde een vriend van Stella. Hij had koorts en hij hoestte.” (p. 12)
Ik heb deze prachtige, ontroerende roman van J.M. Coetzee gelezen op aanraden van Hilde Van Mieghem.
Hoofdfiguur Michael K is geboren in Zuid-Afrika met een hazenlip, hij werkt een tijd bij de groendienst van de stad maar hij vlucht voor de oorlog: eerst samen met zijn moeder, later alleen. Hij woont langs de weg als een zwerver, leeft in een grot in de bergen, belandt in een werkkamp en op landerijen naast een verlaten boerderij. Daar kweekt hij pompoenen op een akkertje en woont hij in een hol. Hij verzwakt, eet bijna niets meer, en wordt zo steeds meer één met de natuur. Uiteindelijk wordt K verdacht van het helpen van vijandelijke troepen en wordt hij meegenomen naar een heropvoedingsgevangenis.
Wereld en wandel van Michael K is een schitterende roman over een arme figuur die verstandelijk niet helemaal ontwikkeld lijkt en die zich niet thuisvoelt in de samenleving. Als er bovendien nog oorlog uitbreekt, valt hij volledig tussen de plooien en is er voor hem geen enkel vangnet. K blijft onzichtbaar binnen de administratie van de oorlog. De roman voelt soms dystopisch aan en gaat over natuur, mens en diepe, fundamentele eenzaamheid.
Wereld en wandel van Michael K is een onvergetelijk boek. Het won in 1983 de prestigieuze Booker Prize. Het werd vurig aangeraden door Hilde Van Mieghem in de podcast drie boeken.
“Je bent net een wandelende tak, Michaels, wiens enige verweer tegen een wereld van roofdieren zijn bizarre uiterlijk is. Je bent net een wandelende tak die, God weet hoe, midden op een onmetelijke kale betonvlakte terecht is gekomen.” (p. 182)
Rik Van de Walle (1970) is rector van de Universiteit Gent en een groot boekenliefhebber. Hij studeerde natuurkundig ingenieur, doctoreerde, werd hoogleraar, decaan en in 2017 rector van de universiteit.
We hadden afgesproken in het Pand in Gent, een oud klooster dat door de universiteit gebruikt wordt. We gingen zitten aan een tafeltje in de prachtige binnentuin van het gebouw, in de winterse kou.
Ons gesprek gaat over zijn ontmoeting met schrijver Ilja Leonard Pfeijffer en wat er uit die ontmoeting voortkwam, over lijstjes, schuld en de Bijbel. Bij zijn laatste boek gaat het ook over marathonlopen, en over leiding geven. En het ene boek dat hij niet uitgelezen krijgt.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Rik Van de Walle.
“In het vijfde middelbaar had ik een leerkracht die mij heeft leren lezen, schrijven én spreken. Hij heeft mij geleerd om te grasduinen in boeken, om niet naar de bibliotheek te gaan om een boek te vinden, maar gewoon om te kijken wat er staat, boeken vast te nemen en terug te zetten, te meanderen tussen boekenkasten.”
“Al heel lang heb ik een leidinggevend mandaat. Enkel bij het lopen kan ik een schema volgen en hoef ik mij daar geen enkele vraag bij te stellen. Ik voer gewoon uit. En dat op zich is een moment van ontspanning.”
Ik heb het debuut van Connie Palmen uit 1991 herlezen. Het hoofdpersonage in De wetten is een jonge vrouw die filosofie studeert en op zoek is naar zichzelf; doorheen het boek ontmoet ze zeven mannen: de astroloog, de epilepticus, de filosoof, de priester, de fysicus, de kunstenaar en de psychiater.
De wetten lijkt de beschrijving van de persoonlijke en filosofische ontwikkeling van het hoofdpersonage. Het boek begint met de astroloog, het niet-rationale houvast; hij sterft en wordt begraven aan het begin van het hoofdstuk over de fysicus. Tijdens het afleggen van haar masterproef filosofie (haar ‘doctoraalscriptie’), ontmoet ze de kunstenaar. “Daarna zei ik: ‘Ik zoek je al heel lang’.” (p. 196) Het boek eindigt met een bezoek aan de psychiater: het sluitstuk van haar zelfontdekking en het begin van haar schrijverschap.
De wetten is filosofischer dan ik mij herinnerde, moeilijker ook, veel bewust-erudieter dan I.M. bijvoorbeeld, wat vergeleken met dit boek een eenvoudig, veredeld dagboek is. De wetten is spannend, op een intellectuele manier. Het is gedurfd door zijn complexiteit en zijn onbeschaamd intellectualisme. Een boek over filosofie en wetenschap, over liefde en schrijven, over jezelf ontdekken doorheen anderen.
“De astroloog ontmoette ik voor het eerst in de zomer van 1980. Het was op een vrijdag de dertiende.” (p. 9)
Ik heb dit boek gelezen als opdracht voor Uitgelezen, het literaire evenement van de Vooruit in Gent. Op eigen initiatief had ik het wellicht nooit vastgenomen: het ziet eruit als een science-fictionboek, en dat is het ook. Maar wat een ontdekking. Wat een fenomenaal boek. Wat een rijke, wonderlijke bron van lees- en denkplezier. Het beste is om niks over dit boek te weten als je eraan begint (zoals bij elk boek). In mijn bespreking hieronder doe ik mijn best om mijn enthousiasme te tonen zonder teveel weg te geven van de inhoud.
Het Drielichamen Probleem speelt zich af in China na de Culturele Revolutie. Er is sprake van een militaire basis op een berg: de Rode Kustbasis, waar een geheim programma van het Chinese leger wordt uitgevoerd. De hoofdpersonages zijn Ye Wenjie die op de Rode Kustbasis werkt en Wang Miao, een nanotechnoloog. Hij belandt in een game waarin de leefbaarheid van de wereld bepaald wordt door niet één, maar drie zonnen.
Het boek is ongelooflijk rijk en dens geschreven. De gemiddelde hoeveelheid informatie per bladzijde ligt ongewoon hoog. En het is heerlijk complex. Het boek verwijst geregeld naar de Chinese politiek en geschiedenis, en speelt zich af in een maatschappij waarin puur wetenschappelijke onderzoeksdaden politiek geïnterpreteerd worden. Een maatschappij die in angst leeft. Maar uiteindelijk draait het vooral rond wetenschap: fysica en astrofysica. Tegelijk gaat het boek over onze beschaving en stelt het vragen over wat beschaving is en waarvoor beschaving dient, over politiek en autocratie.
Het Drielichamen Probleem bevat enkele onvergetelijke beelden: de menselijke computer, de ruimtecountdown, de aanval op het schip in het Panamakanaal, de deeltjesversneller in de lucht, de gigantische slinger in Trisolaris.
Voor mij is dit boek een kennismaking met science fiction, maar ik vermoed dat het niveau zò hoog is dat weinige schrijvers zich met Cixin Liu kunnen meten. Cixin Liu is dan ook – lees ik – één van de grootste science-fictionschrijvers van China. Er zijn ook twee sequels op dit boek.
Het Drielichamen Probleem is – letterlijk – een ongelooflijk boek dat je gedachten over mens en maatschappij overhoop haalt, een weergaloze trip door ruimte, verleden en toekomst, een fantastische ontdekking.
“Mijn hele jeugd lang zijn boeken een ontsnapping geweest. Bij mijn grootouders kroop ik met mijn boek in de pruimenboom en dan zat ik daar warme pruimen te eten en boeken te lezen.”
Celia Groothedde (1977) is politica voor de partij Groen. Ze is ook schrijfster onder de naam Celia Ledoux, ze heeft al twee boeken over het moederschap en een roman uitgebracht, en schrijft ook columns en opiniestukken.
Ze woont in Sint-Lambrechts-Woluwe met haar twee kinderen. Beneden in het huis staat een boekenkast die er opvallend leeg uitziet – ze vertelt in deze aflevering hoe dat komt. Wij gingen boven aan tafel zitten om te praten over de drie boeken die ze gekozen heeft.
Ze vertelt het verhaal van haar familie en de oorlog, over hoe ze opgroeide in armoede. Het gaat over lezen in de pruimenboom en wat je doet als Roald Dahl op is. Over politiek en feminisme. En ze vertelt hoe je Jip en Janneke moet voorlezen aan je kinderen. Een supertip.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Celia Groothedde.
“De wereld is geschoeid op mannen en eigenlijk is Renate Dorrestein zo een vrouw die meisjes, tieners en jonge vrouwen een beeld kan geven van hoe je de wereld mag zien naar je eigen beeld.”
Ex-stadsdichter van Gent David Troch heeft een nieuw genre uitgevonden: eenlettergreepgedichten. Gedichten waarin alle woorden uit slechts één lettergreep bestaan. Hij heeft er meteen ook een forse dichtbundel mee gevuld. Een huzarenstukje.
De bundel ‘voor jou wou ik een huis zijn’ telt 102 bladzijden en staat vol gedichten die het eenlettergreep-trucje, de spielerei overstijgen. Het zijn voldragen gedichten over leven, liefde en seks, over een vluchteling, over een kind, ondanks de zelf-opgelegde beknotting van de woordenschat.
Integendeel, het lijkt alsof David Troch floreert in de beperking, alsof hij groeit van de uitdaging. Het is wonderlijk. Tijdens het lezen vraag je je geregeld af: hoe kan je zo mooi en diep en groots spreken met zulke eenvoudige woorden? In de beperking toont zich de meester.
Nog dit: ik heb in het boek koortsachtig doch vruchteloos gespeurd naar een woord met meer dan één lettergreep. Al staat er één prominent op de cover: ‘eenlettergreepgedichten’. Ook de tekst op de achterflap bevat geen enkel woord met meer dan één lettergreep. (David Trochs bio om evidente redenen wél.)
kijk
ik droeg mijn zoon de berg op, wees hem waar de zon woont,
hoe op de flank de spar naar het licht snakt,
hoe snel de steen naar het dal rolt.
hij nam het in zich op, mat de tijd die in hem zat.
(p. 44)
David Troch deed mij deze bundel cadeau omdat ik meelas met een eerste versie. Hij vertelt hoe deze bundel tot stand kwam in de podcast drie boeken. Eerder las ik van David de verhalenbundel Rue des Regrets.
Steven Boers (1977), alias Stef Bef, is samen met Jos Smos en Zjuul Krapuul lid van de Antwerpse groep Katastroof, vooral bekend van hun drinkliederen en protestsongs. Steven is naast muzikant ook kunstenaar en schrijver, dat hoor je in deze aflevering. Ik leerde hem kennen op twitter, waar hij actief is op de account van Katastroof.
We spraken af in de werkruimte onder zijn huis in Borgerhout en gingen zitten naast één van de boekenkasten in het huis. Ons gesprek ging over non-fictie lezen als fictie, over zijn passie voor de bijbel, zijn bijbelverzameling en zijn SPART-manifest voor kunstenaars. Hij vertelt ook dat hij recent twee trilogieën bij elkaar schreef in amper enkele maanden tijd.
Veel luisterplezier met de drie boeken die je moét gelezen hebben volgens Steven Boers.
“Ik hou heel hard van het samengaan van highbrow en lowbrow; ik doe dat in mijn eigen boeken ook: ik schrijf over zombies, maar je wordt er ook wijzer van.”
“Ik hou van gelaagdheid in boeken. Dune kan je lezen als een politiek manifest, als science fiction, als een filosofisch traktaat. Het gaat ook over religie, én er zitten monsters in die mensen opeten in de woestijn. Voor elk wat wils. (lacht)”